© Myrthe Scholte
Stal frá Þrastar                                                                       IJslandspaardenbedrijf

De paarden

De IJslander

Rond het jaar 800 brachten Vikingen Europese paarden naar IJsland. Ruim honderd jaar later gingen de IJslandse grenzen op slot voor paarden. Sinds die tijd zijn er nauwelijks nieuwe paarden naar IJsland gekomen. Daardoor lijkt de huidige IJslander nog heel sterk op het Europese oerpaard (Equus stenonsis). Door de barre omstandigheden op IJsland- vulkaanuitbarstingen, extreme kou, hongersnoden- overleefden alleen de sterkste paarden. Aan vulkaanuitbarstingen en andere natuurrampen dankt het IJslandse paard zijn opmerkelijke oriëntatie vermogen, zijn intelligentie en koelbloedigheid. Het paard is op IJsland altijd gebruikt als vervoermiddel voor volwassenen. Bij gebrek aan een goed wegennet was men aangewezen op de paardenrug. Alle transport geschiedde zonder wagen. Zieke mensen, de post en de oogst werden te paard vervoerd. Het paard moest volwassenen snel en comfortabel over lange afstanden kunnen dragen. Daarom selecteerde men in de fokkerij op kracht, temperament en tölt.

Karakter

Een typische IJslander is zelfstandig, werklustig, sensibel en vriendelijk. De eerste rit op een IJslander is voor veel ruiters een openbaring. Een echte IJslander denkt voorwaarts, dus loopt uit zichzelf. Bij veel IJslanders valt ook hun sensibiliteit op. Lichte hulpen zijn vaak voldoende om het paard aan het werk te zetten. En bij de versnelling komt de sensatie: de tölt! IJslanders zijn echte kuddedieren. De jonge paarden groeien in grote groepen op, vaak in begrazingsprojecten in natuurgebieden. In de kudde geven de paarden elkaar een gedegen opvoeding in respect en communicatie. Zo leren ze hun plaats in de kudde. Iets waar de ruiter later weer profijt van heeft. In de kudde wordt het paard gevormd tot een dapper en sociaal dier.

De tölt en telgang

De IJslander is een gangenpaard en beschikt hierdoor niet alleen over de basisgangen stap, draf en galop, maar hebben de meeste IJslanders één of twee extra gangen erbij de tölt en de telgang. De voetvolgorde van de tölt is gelijk aan die van de stap. Het verschil zit echter in het optillen en neerzetten van de hoeven. Gevolg hiervan is, dat het paard in stap afwisselend op twee of op drie benen staat en in tölt op twee benen of op één been tegelijk steunt. Een IJslands paard kan in tölt verschillende tempo’s lopen; dit varieert van een langzame draf tot een flinke galop. Doordat in de tölt geen zweefmoment bestaat, zoals in de galop, ervaart de ruiter ook nooit (onaangename) opwaartse bewegingen en kan men ontspannen in het zadel blijven zitten. In de telgang beweegt de IJslander de twee benen aan één kant tegelijk. Dus eerst gaat het linker achter- en voorbeen tegelijk naar voren, dan het rechter achter- en voorbeen. Daartussen is een zweefmoment: alle vier de benen zijn even los van de grond. In deze gang kan de IJslander zeer hard gaan.
De tölt.
De telgang.
© Myrthe Scholte
Stal frá Þrastar IJslandspaardenbedrijf

De paarden

De IJslander

Rond het jaar 800 brachten Vikingen Europese paarden naar IJsland. Ruim honderd jaar later gingen de IJslandse grenzen op slot voor paarden. Sinds die tijd zijn er nauwelijks nieuwe paarden naar IJsland gekomen. Daardoor lijkt de huidige IJslander nog heel sterk op het Europese oerpaard (Equus stenonsis). Door de barre omstandigheden op IJsland- vulkaanuitbarstingen, extreme kou, hongersnoden- overleefden alleen de sterkste paarden. Aan vulkaanuitbarstingen en andere natuurrampen dankt het IJslandse paard zijn opmerkelijke oriëntatie vermogen, zijn intelligentie en koelbloedigheid. Het paard is op IJsland altijd gebruikt als vervoermiddel voor volwassenen. Bij gebrek aan een goed wegennet was men aangewezen op de paardenrug. Alle transport geschiedde zonder wagen. Zieke mensen, de post en de oogst werden te paard vervoerd. Het paard moest volwassenen snel en comfortabel over lange afstanden kunnen dragen. Daarom selecteerde men in de fokkerij op kracht, temperament en tölt.

Karakter

Een typische IJslander is zelfstandig, werklustig, sensibel en vriendelijk. De eerste rit op een IJslander is voor veel ruiters een openbaring. Een echte IJslander denkt voorwaarts, dus loopt uit zichzelf. Bij veel IJslanders valt ook hun sensibiliteit op. Lichte hulpen zijn vaak voldoende om het paard aan het werk te zetten. En bij de versnelling komt de sensatie: de tölt! IJslanders zijn echte kuddedieren. De jonge paarden groeien in grote groepen op, vaak in begrazingsprojecten in natuurgebieden. In de kudde geven de paarden elkaar een gedegen opvoeding in respect en communicatie. Zo leren ze hun plaats in de kudde. Iets waar de ruiter later weer profijt van heeft. In de kudde wordt het paard gevormd tot een dapper en sociaal dier.

De tölt en telgang

De IJslander is een gangenpaard en beschikt hierdoor niet alleen over de basisgangen stap, draf en galop, maar hebben de meeste IJslanders één of twee extra gangen erbij de tölt en de telgang. De voetvolgorde van de tölt is gelijk aan die van de stap. Het verschil zit echter in het optillen en neerzetten van de hoeven. Gevolg hiervan is, dat het paard in stap afwisselend op twee of op drie benen staat en in tölt op twee benen of op één been tegelijk steunt. Een IJslands paard kan in tölt verschillende tempo’s lopen; dit varieert van een langzame draf tot een flinke galop. Doordat in de tölt geen zweefmoment bestaat, zoals in de galop, ervaart de ruiter ook nooit (onaangename) opwaartse bewegingen en kan men ontspannen in het zadel blijven zitten. In de telgang beweegt de IJslander de twee benen aan één kant tegelijk. Dus eerst gaat het linker achter- en voorbeen tegelijk naar voren, dan het rechter achter- en voorbeen. Daartussen is een zweefmoment: alle vier de benen zijn even los van de grond. In deze gang kan de IJslander zeer hard gaan.